Dit museum is gelegen net achter de dijk aan de Waddenzee en bestaat uit vijf vroegere vissershuisjes. Tickets koop je in het huis De Blaes. Van hier wandel je naar De Logger waar je een interessante video over de visserscultuur in het oude Moddergat te zien krijgt. Na de video is het tijd voor het bezoek aan de huisjes. Deze huisjes zijn karakteristieke vissershuisjes. Ze hebben een topgevel met opvallende vlechtingen langs de zijden die uitloopt in een schouw.
De ingang was steeds aan de zijkant in een overkapte aanbouw. Verder bezat de voorgevel twee ramen met daartussen de schoorsteen.
Eerst bezochten we De Aek, een huisje uit de 19e eeuw. Hier is er een voorstelling met maquettes en infoborden over het leven van de vissers en ook de scheepsrampen komen aan bod.
Nadien gingen we Klaske’s Húske binnen. Hier zagen we nog het originele interieur van het huisje dat dateert uit begin de 20e eeuw. Klaske van de Lei werd in 1900 geboren en was het enige kind van het gezin. Haar vader was visser maar later werd hij verantwoordelijk voor het veilen (afslagen) van de vis en garnalen die in Moddergat aan wal werden gebracht. Klaske zorgde aanvankelijk voor de boekhouding van haar vader maar nam in 1952 de activiteiten van haar vader over. Ze was ook afslager te Dokkum Nieuwe Zijlen en verantwoordelijk voor de garnalenvloot van Tholen en Arnemuiden. Klaske die ongehuwd bleef was de laatste vrouwelijke afslager van Nederland en woonde haar hele leven in dit huis. Klaske’s Húske is een typische dubbelwoning. Hier woonden twee gezinnen, elk in één kamer met een kachel en een bedstee boven een kelder. De gang en de zolder waren gemeenschappelijk.
Het laatste huisje, ’t Fiskershúske uit 1794, is op slot en enkel te bezoeken met een gids. Aan de inrichting is al die jaren niets veranderd, daardoor krijgt men een goed beeld over hoe de vissers vroeger woonden en leefden. De deskundige uitleg van de gids, die zelf visser geweest is, leerde ons veel over het armoedige leven van de vissers in de 18e, 19e en 20e eeuw. Zoals het feit dat er in huis maar één tafel en twee stoelen waren. De stoelen waren voor vader en moeder, de kinderen moesten staand eten. De kleine kinderen konden samen met hun ouders in de twee bedsteden slapen in de verwarmde woonkamer, de oudere kinderen sliepen op zolder.