FegenFegen is een klein plaatsje van nog geen 200 inwoners langs weg 153 waar we voorbij kwamen toen we van Smålandsstenar richting Grimeton reden. Het grote meer dat ook Fegen heet trok direct onze aandacht. Vanop de grote parkeerplaats heb je een mooi uitzicht over het uitgestrekt meer. Naast het meer staat een groot hotel, aan de overzijde staat een kapel. In het meer leven zo’n 17 verschillende vissoorten, waaronder één die enkel hier en in drie andere meren ter wereld voorkomt: de in de lente paaiende kleine marene.

Op de parking staat een houten sculptuur “Mor Johannas Mässingkruka” uit 1956, die een episode uit de moeilijke periode 1868-1869 weergeeft. Er staat een bordje naast met een tekst in het Zweeds.
Hier volgt onze vertaling:
"Pelle vertelt: het hongerjaar 1868-18369 was moeilijk voor arme mensen. Als men een beetje graan wilde, moest men contant betalen. Zo kwam er een avond dat we zonder eten moesten gaan slapen. De jongen durfde ons amper brood te vragen. Ik lag heel de nacht wakker, maar ’s morgens vond ik raad. Moeders oude messingkruik kon ik omzetten in geld. Al het andere was al lang verpand. Ik stond vroeg op en dacht erover om langs Fegen naar Sötanäs te gaan en de kruik in pand te geven voor een pond meel.
Eerst ging ik vissen en meteen ving ik meerdere snoeken en vijf baarzen. Ik reed naar Sötanäs. Daar nam een luitenant mij mee en ik kreeg brood en meel en een kruik vol melk in ruil voor mijn vissen.
De jongen sliep toen ik thuis kwam, wij wekten hem en toonden hem alle heerlijkheden en blij aten wij alle gaven Gods in ons huis. Het was een geluk met moeders messingkruik. Ze zal nooit het huis verlaten en zal altijd hier blijven zolang ik leef."

Fegen

Fegen